Dit smalle pand staat tegen het hoge linker buurpand aangebouwd, maar het behoorde er niet toe. In het begin van de 16de eeuw zijn beide wel in dezelfde handen. Aleit, de weduwe van Dirk van Wetten, is de vermoedelijke bezitster. Zij betaalt de hertogcijns van 12½ 'groten' en alle aanslagen voor zettingen en ruitergeld. Uit de haardentelling van 1553 kan verondersteld worden dat het pand verhuurd is en er één schouw is aangetroffen. Op de tekening van C. Pronk uit 1730 is aan de hoge schoorsteen te zien dat de stookplaats zich aan de rechterzijde van het pand bevindt. De voorgevel is afgebeeld als een stenen gevel met een halve trapgevel, die tegen het buurpand aangebouwd. Er is een lage | 26 |
begane grond met daarboven een (woon?)vertrek met één drielichtvenster. Voor de houten pui zit een luifel, die één geheel is met die van het rechter buurpand. De tweede verdieping heeft één kruisvenster, de zolder één klein luik. Na oorlogsschade is het pand met behoud van de oude kelder in 1946 geheel vernieuwd, zodat er niets over de constructies en de indeling van het oude huis bekend is. | 27 |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
Leenders1467. "Het wit Paard" anno 1739. | 74 |
1865 | R. Leenders (winkelier in visch en kaas) |
1875 | wed. R. Leenders (winkelierster in visch en kaas) |
1881 | wed. R. Leenders (winkelierster in kaas en visch) |
1908 | H.P.P. Leenders (visch- en kaashandel) |
1910 | H.P.P. Leenders (visch- en kaashandel) |
1928 | H.P.P. Leenders |
1943 | J.M.T. Verzantvoort (fabrieksarbeider) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 63, 65